“Sommige treinreizen moet je gewoon een keer gemaakt hebben.”
Dwars door de Sahara In het noorden van Mauritanië rijdt de “IJzertrein”. De 700 km van het binnenland naar de kust is het enige stuk spoor in het land en veel passagiers trekt de lijn niet. Het spoor is dan ook nooit voor reizigers aangelegd, maar om de gigantische hoeveelheden ijzererts die in de Sahara gewonnen worden naar de haven van Nouadhibou te vervoeren.
Om al dat erts te vervoeren, worden lange goederentreinen ingezet. Héél lange treinen. Het is niet ongebruikelijk dat er 200 wagons met ijzererts aan elkaar worden gekoppeld, waarmee de IJzertrein één van de langste treinen ter wereld is. Alhoewel er soms een passagierswagon achter de 3 km trein wordt gekoppeld, is het ook mogelijk om bovenop het erts mee te reizen …
Even lijkt het of we de trein gaan missen als we beseffen dat er vanwege het Suikerfeest geen bussen van Atar naar Choum gaan. En in Choum stopt elke avond rond een uur of acht de IJzertrein naar de kust. Gelukkig vinden we iemand die ons wel wil brengen. Met één voet op het gaspedaal en de andere op de rem scheuren we in z’n 2 door de woestijn naar het noorden. Tegen zonsondergang rijden we het slaperige, stoffige Choum binnen. Er is gelukkig nog geen trein te bekennen en we vermaken ons met de spelende kinderen.
Tegen een uur of acht gaan we naar het spoor. Er is geen station, slechts een aanwijzing dat de trein ‘daar ergens’ gaat stoppen. Omdat de trein 3 km lang is, maken we ons geen zorgen om de trein over het hoofd te zien. In de verte doemen de felle koplampen van de trein al op. Langzaam komen ze dichter bij, maar dan staan ze stil. Shit! Een trein van 3 km, maar wij staan een km te ver! Met onze rugzakken rennen we als een gek over het gravel en zand langs het spoor de trein tegemoet, maar deze begint al weer langzaam te rijden. Het zweet gutst van onze gezichten, maar we móeten doorrennen. De trein missen betekent een dag wachten.
Dankzij die enorme lampen ziet de machinist ons in het donker rennen. Stoppen kan niet meer, maar hij is ons goed gezind en besluit wel te wachten met versnellen. In het voorbijgaan van de locomotieven wordt gebaard dat we op de eerste wagon moeten klimmen. Maar da’s lastiger dan je denkt. Het zijn immense wagons, het is donker, we dragen rugzakken en de trein rijd nu toch al met een snelheid die je rennend bij moet houden. En dan zijn we ook nog met z’n vieren, terwijl er maar 1 klein laddertje is. Onder luid getoeter, met hier en daar een vloek en met heel veel zweet lukt het ons om één voor één op de rijdende goederentrein te klimmen.
Na enkele minuten uitzweten kijken we eens goed om ons heen en zien we waar we de nacht gaan doorbrengen: bovenop grote stapels ijzererts. We genieten van de nog net zichtbare omgeving, drinken wat en praten na over het avontuur van het op de trein klimmen. Het is zoals altijd een wolkeloze nacht en de sterrenhemel is fantastisch.
Ook begint het zoals altijd flink af te koelen en zo bovenop het ijzererts zitten we toch best in de wind. Wat we ook niet voorzien hadden zijn de dieselwalmen en het stof. Van elke wagon komen continu ijzerstofwolken. Wij zitten dan nog op de voorste wagon; enkele mannen die meer naar achter op het ijzererts meerijden, zitten helemaal tot in hun oren in het stof. We zijn onszelf bijzonder dankbaar het advies alle vier een cheche (hoofddoek) aan te schaffen te hebben opgevolgd. Niet geheel onverwacht, maar ijzererts blijkt ook niet bijzonder warm, zacht of comfortabel te zijn. Integendeel. Langzaam beginnen we te beseffen hoe we de komende 10 uur gaan doorbrengen.
Wat volgt is een oncomfortabele en bitterkoude nacht waarbij we alle vier ons eigen plekje proberen te vinden in de wig tussen het erts en de zijkant van de wagon. Al vrij snel heeft iedereen geaccepteerd dat de kleding die we aan hebben na deze treinreis wel weggegooid kan worden, waarna we ons op het ijzererts nestelen en het ons helemaal niks meer kan schelen.
Er wordt weinig geslapen en regelmatig zie ik tijdens de vele wakkere momenten anderen een peuk opsteken om de nacht door te komen.
Na een lange, koude nacht bereiken we de kust. Als het licht is, maakt de trein een scherpe bocht van 90 graden naar het zuiden en rijden we over het Cap Blanc Schiereiland naar de tweede stad van Mauritanië, Nouadhibou.
De zon schijnt weer, de hitte wint het al weer van de kou. We zijn zowel blij als redelijk verrot wanneer we van de wagon afklimmen en gelukkig vinden we vrij snel een acceptabel onderkomen, waar we – met koud water – het stof enigszins van ons af kunnen spoelen. Tijd om wat slaap in te halen.