Nagorno-Karabach

Wereld Metrokaart-groot-zonder kaart

In de queeste naar rare, onbekende en onbestaande landen is de Kaukasus dé plek om te scoren. Er zijn er hier drie te vinden: Nagorno-Karabach, Abchazië en Zuid-Ossetië. Alle drie door (bijna) niemand erkent, maar de facto wel degelijk onafhankelijk. Abchazië volgt een week later; Zuid-Ossetië zal nog even moeten wachten. Eerst op naar NGK!

Rokus en ik nemen een busje vanuit Jerevan, in Armenië. Een paar uur later rijden we de grens over, maar daar is weinig van te merken. NGK is feitelijk niets meer dan een Armeens bastaardzusje, al vinden de inwoners van NGK dat ze een eigen onafhankelijk land zijn. Men spreekt Armeens, je betaalt met Armeens geld en alle verkeer gaat via Armenië.

De geschiedenis van Nagorno-Karabach is een treurspel; een C-competitie met alleen maar verliezers. Om een héél lang verhaal kort te maken: Ten tijde van de Sovjet-Unie had NGK een speciale status binnen de Azerbeidzjan SSR. Na het uiteenvallen van de USSR vond NGK dat ze onafhankelijk waren en Azerbeidzjan vond dat het bij hun hoorde. Begin jaren 90 woedde een nare oorlog zonder winnaar en sindsdien is er een wankele status quo waarbij Azerbeidzjan niets te zeggen heeft in het gebied, maar het wel claimt.

img_0523

Op het busstation van Stepanakert, de hoofdstad, treffen we Aram die onmiddellijk zijn diensten als gids aanbiedt. Och, hij spreekt goed Engels en lijkt een geschikte gast. Hij leidt ons in elk geval naar een prima guest house en wijst ons de weg naar het kantoor waar we nog onze visums moeten kopen.

De volgende dag regelt hij een taxi en neemt ons mee op dagtocht. Als eerste bezoeken we hét monument van NGK: “Wij zijn onze bergen” (zie foto boven). Net buiten de stad rijden we langs het niet in bedrijf zijnde vliegveld en het oude treinstation. Sinds het uitbreken van de oorlog zijn al deze vormen van transport verboden door Azerbeidzjan, op straffe van bombardement. En dat risico wil Armenië niet lopen.

img_0522

We bezoeken een historische kerk, maar ik ben veel meer geïnteresseerd in ‘de grens’. Want die loopt op een paar km van hier. Aram vertelt dat er nog steeds duizenden militairen de grens bewaken, dat er overal  mijnen liggen en dat er weinig voor nodig is om de boel weer te laten escaleren. Dat gebeurde overigens weer in 2016. Aram wijst ons in de verte ook op de ruïnes van Azeri-dorpen. De inwoners vluchtten naar het moederland en sindsdien staat alles te verkruimelen. Je mag er niet in de buurt komen.

’s Middags rijden we naar Şuşa, een bergdorp ten zuidwesten van Stepanakert. Aram wil ons de kathedraal laten zien en de grote kloof waar jongelui graag picknicken.

img_0529

Maar Şuşa is een verschrikkelijk dorp; volledig kapot en treurig. Het onderscheid tussen verlaten ruïnes en nog bewoonde ruïnes is soms moeilijk te maken.

img_0524

img_0528

img_0527

Maar de kloof is mooi, toegeven.

img_0534

In Stepanakert bezoeken we de markt, flaneren over het grote plein en eten bij een van de weinige echte restaurants.

Pioniers dat we zijn, willen we niet terug naar Armenië over dezelfde weg, maar via de noordelijke route. Er is een weg, er zijn dorpen, dus het zou moeten kunnen, toch? Er blijkt zelfs openbaar vervoer die kant uit te gaan, maar dat is zo sporadisch en onzeker (en we hebben een deadline om over 2 dagen in Tbilisi te zijn) dat we besluiten een taxi te nemen. Wederom helpt Aram met het onderhandelen én hij zorgt ervoor dat onze permits ’s avonds om negen uur nog gewijzigd worden.

De volgende dag rijden we naar het noorden en maken een stop bij het historische klooster van Dadivank. Binnen zijn twee middelbare Italianen bezig de boel centimeter voor centimeter te restaureren, maar zelfs voor ons – twee zeer zeldzame toeristen – hebben ze geen zin en gaan stilzwijgend verder.

img_0546

We rijden over schitterende bergpassen en ‘s middags, als het landschap weer vlak en saai wordt, blijkt dat we weer in Armenië zijn. Niks grens of permitcontrole.

ngk-kaart

Stepanakert heet bij Google nog Xankəndi (de Azeri naam), want Google is bang voor Azerbeidzjan, blijkbaar.


praktisch:

Er gaan vanuit Jerevan ’s ochtends busjes rechtstreeks naar Stepanakert. Duurt een uur of 7. Je kunt je visum bij de vertegenwoordiging van NGK in Jerevan kopen, maar het gaat net zo makkelijk in Stepanakert zelf. Aan de grens weten ze dit, en zonder visum kan je dus gewoon doorrijden. Waarschijnlijk wordt dit op de terugweg gecontroleerd, maar omdat wij een andere weg terug namen; een waar geen controle is, weet ik dat niet zeker. Je kan het visum als los papiertje krijgen, of als sticker in je paspoort. Kies je voor het laatste, dan heb je e.e.a. uit te leggen mocht je naar Azerbeidzjan gaan. Maar ik weet van iemand (Brits) die ondanks dit visum, na een paar uur wachten toch wel Azerbeidzjan in mocht.

img_0482