Tibet staat bij heel veel mensen hoog op de wensenlijst, en volkomen terecht! Het is onbeschrijflijk mooi en ruig; het is mystiek en sprookjesachtig; er komen zeer weinig Westerse toeristen en je bent vaak uit je comfortzone, iets wat juist bijdraagt aan het nog echt op reis zijn. Zeker ook met de komst van de trein is de ‘verchinezing’ in een nóg hogere versnelling gezet, en ik ben bijna bang om nu – 15 jaar later – terug te keren en te zien wat er in Lhasa nog over is van het oude Tibetaanse centrum. De hoofdwegen zullen beter zijn en je hebt nu vast op veel plekken mobiel bereik, maar de Chinese controle zal ook heftiger zijn; voor ons als toerist, maar zeker voor de Tibetanen.
In 2005 mocht ik als reisbegeleider mee op een reis naar Tibet; een aanbod dat ik natuurlijk onmiddellijk met beide handen aannam. Ik vloog voor de groep uit naar Kathmandu en een paar dagen later naar Lhasa, om alvast aan de hoogte te wennen en de reis goed door te nemen met Phubu, de lokale gids die ons zou vergezellen tot aan de grens. Vanuit Lhasa maakten we enkele tochten naar kloosters in de regio, waar we dan ook een dag of twee wandelden en overnachtten. Na ruim een week in Lhasa en omgeving, reden we naar Gyantse en Shigatse om uiteindelijk via de Friendship Highway de Himalaya over te steken naar Nepal.
Praktisch
Tibet bezoeken zal wel altijd een hoofdpijndossier blijven, en niet alleen vanwege de hoogte. Je hebt te maken met de beruchte vergunning om überhaupt Tibet in te mogen en met het feit dat je officieel alleen met een groep Tibet in kan (al schijnt het mogelijk te zijn om dit als ‘groep van twee’ of zelfs ‘groep van één’ voor elkaar te krijgen). Eenmaal in Tibet zit je vast aan een gids; zelfstandig reizen schijnt nog altijd zo goed als onmogelijk te zijn. Regels en ervaringen hiermee variëren enorm, dus ik waag me hier niet aan een advies. Touroperators in Kathmandu schijnen wel e.e.a. te weten en te kunnen regelen. Grote nadeel vaak dan is dat je vanuit Nepal over de weg naar Lhasa reist in plaats vliegen naar Lhasa. Wat hoogte betreft is het namelijk veel beter eerst een paar dagen aan de hoogte te wennen in Lhasa, dan langzaam de Tibetaanse hoogvlakte op en uiteindelijk over de hoge toppen snel afdalen naar Kathmandu. Vanuit Kathmandu in één keer de hoogte in verhoogt de kans op hoogteziekte en je zult gegarandeerd last krijgen van hoofdpijn en kortademigheid. Dus heb je de keus, begin je reis dan in Chengdu of Lhasa en eindig je reis in Kathmandu of weer in Lhasa. De beroemde trein naar Tibet is natuurlijk ook een optie, maar dat kan uitsluitend door een Chinese touroperator geregeld worden, want je hebt daarvoor de Tibet-permit nodig en/of een Chinees visum waar Tibet op vermeld staat. Succes …
Of krijg het voor elkaar te eindigen in Kashgar … Een man mag toch dromen?
Grootse risico bij een bezoek aan Tibet is echter de wispelturigheid van de Chinese overheid. Die kunnen zonder enige waarschuwing de grens dichtgooien of zomaar Tibet voor enkele weken of zelfs maanden verboden gebied voor Westerse toeristen verklaren. Sta je dan met je permit en je vliegticket.
Destijds hadden we overigens geen visum voor China nodig, omdat wij niet buiten Tibet kwamen; alleen de permit voor Tibet zelf en deze verkregen we ter plekke in Kathmandu via onze lokale reisagent. Zij boekten ook de vlucht naar Lhasa en regelden vanzelfsprekend de lokale gids.