Euro’s in de jungle
Na enkele hete, bezwete uren in een te vol busje over een stoffige Surinaamse weg, langs een ondoordringbare haag van jungle rechts en verlaten plantages links, komen we bij de grensrivier. Ik steek per smalle motorboot over en vijf minuten later sta ik in Frankrijk. Ik betaal met euro’s, luister naar NRJ, rijd over glad asfalt langs een megagrote Casino-supermarkt en geniet van vers stokbrood en een Frans wijntje. Onmogelijk? Niet in Zuid-Amerika.
In het noorden van Zuid-Amerika bevinden zich drie kleine vreemde eenden in de Latinobijt. De drie Guyana’s – voormalig Brits-Guyana, voormalig Nederlands-Guyana (nu Suriname) en Frans-Guyana – worden door Brazilië zowat van het continent afgeduwd en qua sfeer komen ze dan ook meer overeen met de Caraïben dan met hun grote Latinoburen. Van die drie is Frans-Guyana wel het vreemdst. Het is nog altijd integraal deel van Frankrijk en daarmee deel van de Europese Unie. Je betaalt er dan ook gewoon met de euro (kijk maar eens linksonder op de achterkant van een eurobiljet).
Kourou
Wat Frans-Guyana nog aparter maakt, zijn de unieke bezienswaardigheden die het land de weinige en voornamelijk Franse toeristen biedt. Op een uurtje rijden van de hoofdstad Cayenne ligt Kourou, de plek waar de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA haar raketten lanceert. Als toerist kan je hier makkelijk een lancering van dichtbij meemaken. Hier kan je zien wanneer er vanaf Kourou een lancering plaatsvindt. Heel indrukwekkend, maar lang niet zo indrukwekkend als de plekken waar het land berucht om is geworden: de transportkampen en strafkolonies.
Hel op aarde
Vanaf halverwege de 19e eeuw tot in de jaren 50 van de vorige eeuw stuurde Frankrijk misdadigers en politieke gevangenen naar hun Zuid-Amerikaanse kolonie. Wie naar Guyana werd gestuurd, kwam vrijwel zeker nooit meer terug in ‘metropool Frankrijk’. Hitte, uitdroging, ziekte, geweld én de guillotine kostten tienduizenden levens. Wie z’n straf had uitgezeten was verplicht even lang als de straf had geduurd in Guyana te blijven. Zonder geld, werk en onderkomen vervielen de meeste ex-gevangenen snel in de criminaliteit, waarna ze even snel weer terug in de kampen zaten.
Voor de kust van Kourou liggen de Îles du Salut, een kleine eilandgroep waar politieke gevangenen en de zwaarste criminelen terecht kwamen. Ontsnappen was onmogelijk en omstandigheden te zwaar om hier goed onder woorden te brengen. Voor de meesten was Duivelseiland, één van de Îles de Salut, de laatste halte in hun leven.
De helletocht begon altijd in het transportkamp van Saint-Laurent-du-Maroni, een klein stadje aan de Marowijne, de grensrivier met Suriname. Hier werd bekeken wie hier mocht blijven en wie naar de eilanden werd gestuurd. Hoewel het regime in Saint-Laurent iets milder was dan op Île du Salut, was het ook hier niets minder dan hel op aarde. Nadat het kamp in de jaren 50 werd ontmanteld, lag het er decennia verlaten en vervallen bij en werden de barakken soms als opslag van olievaten gebruikt. Eind vorige eeuw werd het terrein als openluchtmuseum geopend en tegenwoordig kan je er onder leiding van een gids een rondleiding krijgen.
We staan in de volle zon midden op het ‘plein’ op de plek waar de guillotine ooit stond. Het zweet gutst van m’n hoofd en ik kijk om me heen. Het is doodstil op de eeuwig zoemende insecten na. De gids vertelt hoe alle gevangenen verplicht waren op deze plek toe te kijken hoe iemand werd onthoofd. Wie niet keek, kon rekenen op een paar maanden eenzame opsluiting.
We lopen de piepkleine cellen in. De barakken zijn leeggehaald, maar niet gerestaureerd. Gekleurde mossen groeien op de benauwende muren, waarop de dagen letterlijk in steen zijn geteld. Nog geen vijf minuten in een cel van 1 bij 2 meter in die verzengende alles verdovende hitte en ik snak naar frisse lucht en word gek van de gedachte hier dagen, weken, maanden, soms jaren door te brengen.
Papillon
De laatste plek die we bekijken is cel 47, een kleine cel die in niets anders is dan alle andere, op één woordje na dat hier in het steen is gekerfd: ‘papillon’. Henri Charrière is de beroemdste gevangene van Frans-Guyana en ‘Papillon’, zoals hij werd genoemd, zat 13 jaar onterecht gevangen in St.Laurent en op Duivelseiland en hij is een van de weinigen die het gelukt is om te ontsnappen. Het boek dat hij over zijn tijd in Guyana schreef, werd in 1973 verfilmd met Steve McQueen en Dustin Hofman in de hoofdrollen. Kijken!
Zijn verhaal is niet zo autobiografisch als hij het wil doen voorkomen en het is ook zeer twijfelachtig of het in de vloer gekerfde ‘papillon’ wel echt van hem is. Het doet er niet toe. De zéér indrukwekkende paar uur die ik net achter de rug heb op deze hete, lome donderdagmiddag, zullen achteraf – geheel onverwacht – tot de meest indrukwekkende van mijn hele reis door Zuid-Amerika behoren.
Als net ontwaakt uit een boze droom sta ik weer buiten de hoge kampmuren. Iets verderop pak ik een terrasje en ik bestel een gekoeld wit wijntje en een broodje brie.
Heel vreemd.
praktisch
Toegang tot het complex is gratis, maar dan kun je maar een heel klein deel zien. Een rondleiding van dik een uur met gids kostte in 2012 € 5,-. Dit is de enige manier om alle barakken en terreinen te zien.
Vanuit Paramaribo is het een paar uur hobbelen over een niet al te slechte weg naar Albina (enkeltje per minibus kost rond de € 15,-), het grensdorp aan de Marowijne. Het is tegenwoordig toegestaan vanuit Suriname Saint Laurent als dagtocht te bezoeken zonder verplichting een nieuwe Surinaamse toeristenkaart te kopen. Als je verder Frans-Guyana ingaat, moet je je wel Suriname laten uitstempelen én laten instempelen in “Europa”, omdat er op weg naar Cayenne checkpoints zijn.
Vanuit de hoofdstad Cayenne rijden er een paar bussen per dag in een uur of 3 voor € 35,- over glad asfalt naar Saint-Laurent-du-Maroni.